Gevolgen voor de leerling - leerkracht

Gevolgen voor de leerling

Zoals op de startpagina aangegeven wordt ADHD gekenmerkt door 3 centrale kenmerken: aandachtstekort, hyperactiviteit en impulsiviteit. Deze gedragen zal je ook bij studenten met ADHD in de klas zien.

Uit verschillende getuigenissen (Ackaert, 2011) van kinderen blijkt dat het hebben van ADHD zowel positief als negatief ervaren kan worden. Er zijn momenten dat de ‘stoornis’ een gunstige invloed heeft, het maakt een kind uniek en zorgt voor een gevoel van vitaliteit en authenticiteit. (Ackaert, 2011, p.28) Op andere momenten vormt het een barrière, een last.

“Ik vind het niet goed dat ze een naam geven aan mijn problemen. Ze geven je een stempel. Je hebt slecht gedrag. Je geraakt er niet van af. Je zit ermee opgescheept.”(Ackaert, 2011, p. 36). Een veelzeggende uitspraak na de diagnose van ADHD. Deze kinderen zijn bang dat het hebben van ADHD hun een label gaat geven waarmee ze hun leven lang zullen geconfronteerd worden, ook door anderen. Doordat deze kinderen opgroeien met een label gaan ze zich hier steeds vaker naar gedragen. Ouders en leerkrachten hebben steeds minder vat “Het kind ‘is’ zo, daar valt dus niets meer aan te doen” (Vaneechoutte,2015). Dit zal hun steeds meer belemmeren in hun doen en laten.

We kunnen stellen dat de diagnose van ADHD niet voor ieder kind hetzelfde effect heeft. ADHD komt dan ook veelal in combinatie met andere stoornissen voor,  zoals bijvoorbeeld gedrags- en leerproblemen. Gedragsproblemen zijn vaak het gevolg van het ‘onbegrip’ en de ‘onrechtvaardige behandeling’ van de dagelijkse omgeving (De Backer, 2003, p. 45). Bij leerproblemen ervaren jongeren dat ze ondanks een behoorlijke intelligentie en veel inspanning bepaalde schoolse activiteiten niet aangeleerd krijgen. De kinderen krijgen bovendien het idee dat zij een probleem hebben dat deel is van hun identiteit (Vaneechoutte,2015). Dit oefent een grote druk uit op het zelfbeeld met faalangst en een nog grotere concentratiestoornis tot gevolg (De Backer, 2003, p. 46).


Gevolgen voor de leraar die lesgeeft aan deze leerling:

Doordat er steeds meer kinderen zijn met leerproblemen en deze vaak complexer zijn dan 10 jaar geleden moet ook de aanpak van de leraren veranderen. Leraren moeten geen therapeut zijn (Verheyden, 2016), wel moeten ze hun focus verleggen en niet enkel meer naar het cognitieve kijken. Als kinderen zich niet goed in hun vel voelen kunnen ze ook niet goed leren, dit is waar leerkrachten een steentje kunnen bijdragen.  Door met de leerlingen een vertrouwensband op te bouwen weten de leerlingen bij wie ze terecht kunnen als het moeilijk gaat.


Een leerkracht kan echter niet alles oplossen. Daarom schakelen scholen ook steeds vaker psychologen en pedagogen (Verheyden, 2016) in. Zij helpen de leerlingen met dieperliggende problemen.

Voor de jongere leerling kan er geopteerd worden om een psychotherapie methode toe te passen. De leerling kan beloond worden voor positief gedrag (een taak afmaken, stil zijn in klas, meewerken, ....)ze verzamelen dan een stickertjes. Ook kan er op het einde van de dag een dagrapport opgemaakt worden waarin de leraar de ouders op de hoogte houdt van het gedrag van hun kind. (http://www.geestelijkgezondvlaanderen.be/adhd)

Daarnaast moeten leerkrachten:

Stimuleer: Leerlingen met leerproblemen verliezen snel de moed of gaan twijfelen aan zichzelf. Laat voelen dat ze fouten mogen maken, dat je er bent om te helpen. Moedig ze aan. Lig op de loer om hen te feliciteren. Laat ze hun resultaten bekijken vanuit hun eigen evolutie.

Compenseer: Geef de leerling hulpmiddelen die het leren vereenvoudigen. Bv. meer tijd om een toets te maken, vragen voorlezen, oefeningen thuis laten voorbereiden. Laat de laptop, ondersteunende software, spellingcorrector, rekenmachine, stappenplannen, maaltafels toe.

Remedieer: Zorg voor individuele hulp zodat je achterstand kan vermijden of zodat die niet te groot wordt. De zorgleraar of leerlingenbegeleider, maar vaak ook externe diensten, kunnen daarbij helpen.

Differentieer:Breng variatie aan in de leerstof en je aanpak om beter in te spelen op wat elke leerling individueel nodig heeft.

Dispenseer:Denk na over welke doelen en activiteiten een leerling geheel of gedeeltelijk mag laten vallen zonder daarom de eindtermen in gevaar te brengen: geen spellingopdracht aan het bord, een dictee dat maar gedeeltelijk meetelt … Zoek een alternatieve opdracht.

(https://www.klasse.be/35929/omgaan-met-leerproblemen/)